knokker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: knokker (hulp, bestand)
- IPA: /'knɔkər/
Woordafbreking
- knok·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knokker | knokkers |
verkleinwoord | knokkertje | knokkertjes |
Zelfstandig naamwoord
de knokker m
- iemand die vecht
- Rutte noemt Roemer een man met overtuigingen, een knokker en hij heeft humor „en dat is een mooie combinatie.” Hij wenst hem alle goeds toe voor de toekomst en zijn opvolger, Lilian Marijnissen, heel veel succes. [2]
- iemand die heel erg zijn best doen en niet snel opgeeft
- "Vincent is een beloftevolle spits, die erg doelgericht is. Zijn mentaliteit is uitstekend. Het is een knokker die alles uit zijn carrière wil halen. Bij AZ bieden we hem de mogelijkheden om zijn potentie waar te maken", aldus directeur voetbalzaken Earnest Stewart. [3]
Synoniemen
- [1] vechter, vechtersbaas, ruziezoeker, vechtjas
- [2] doorzetter
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord knokker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knokker" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 13 december 2017 Rutte: jammer dat Roemer vertrekt
- ↑ Het Parool 30 juni 2015 AZ rondt transfer Janssen af
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.