knokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knokken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈknɔkə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • knok·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knokken
knokte
geknokt
zwak -t volledig

Werkwoord

knokken

  1. inergatief vechten
    • Die hooligans knokken veel te veel. 
  2. inergatief (figuurlijk) vechten
    • Je moet knokken voor je toekomst. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord knokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.