kolf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kolf    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kolf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘achterste deel van een hand- of vuistvuurwapen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kolf kolven
verkleinwoord kolfje kolfjes

Zelfstandig naamwoord

dekolfv/m

  1. een instrument voor het afzuigen en opvangen van moedermelk
  2. het kolfspel dat nog in een beperkt aantal plaatsen in met name Noord-Holland gespeeld wordt
  3. een slaghout dat gebruikt wordt in het kolfspel
  4. (scheikunde) een bolvormig stuk glaswerk met een afgeplatte bodem en een lange hals
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kolven

kolf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kolven
    • Ik kolf. 
  2. gebiedende wijs van kolven
    • Kolf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kolven
    • Kolf je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kolf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.