koord

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koord    (hulp, bestand)
  • IPA: /kort/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • koord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koord koorden
verkleinwoord koordje koordjes

Zelfstandig naamwoord

het koord m / v / o

  1. streng van in elkaar gedraaide vezels, gebruikt als middel om zaken bij elkaar te binden of trekkracht uit te oefenen
    • Het koord brak en de lading viel van het dak af. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.