kortsluiting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kortsluiting    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɔrt.slœy.tɪŋ/
Woordafbreking
  • kort·slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Duitse Kurzschluss
  • Naamwoord van handeling van kortsluiten met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord kortsluiting kortsluitingen
verkleinwoord kortsluitinkje kortsluitinkjes

Zelfstandig naamwoord

dekortsluitingv

  1. het plaatsvinden van een gewenste of ongewenste weerstandloze verbinding in een stroomkring
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kortsluiting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.