krampachtigheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: krampachtigheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kramp·ach·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van krampachtig met het achtervoegsel -heid[1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | krampachtigheid | krampachtigheden |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de krampachtigheid v
- het heel krachtig aan een bepaald denkbeeld vasthouden
- ▸ Vanwege die krampachtigheid waarmee hij zich naar zijn dagelijkse plichten spoedde, noemde Zwanet hem ook wel Arbeid Adelt.[2]
- ▸ Ik denk dat ik daarin niet alleen sta en dat velen met mij van mening zijn, dat de krampachtigheid van het huidige gedoogbeleid op vele wijzen doorwerkt. De oproep tot verdraagzaamheid en solidariteit uit de kersttoespraak van 2007, was voor Geert Wilders aanleiding de koningin 'als een haas uit de regering' te willen zetten.[3]
Gangbaarheid
- Het woord krampachtigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Oosterhuis zwakt zijn woorden af” (20-02-2011), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.