kuim

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:
  • IPA:
Woordafbreking
  • kuim
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kuimkuimerkuimst
verbogen kuimekuimerekuimste
partitief kuimskuimers-

Bijvoeglijk naamwoord

kuim

  1. (verouderd) niet goed, zwak
     Het is maar kuim met hem.[2]

Bijwoord

kuim

  1. (verouderd) amper, nauwelijks
Afgeleide begrippen
  • kuimen

Gangbaarheid

  • Het woord 'kuim' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Petrus Weiland, Pieter Weiland
    “Beknopt Nederduitsch taalkundig woordenboek, Volume 2”, digitale editie (1828), p. 531
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.