laagte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  laagte    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlaxtə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • laag·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laagte laagten
laagtes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

delaagtev

  1. plaats die minder hoog ligt dan zijn omgeving
    • Binnendijks ontstond enige bebouwing rond de in de laagte achter de dijk gelegen kerk. [3]
  2. (muziek) een of meer tonen met een kleine frequentie
    • Romie Esteves (Rosina) paart zwoele laagte aan heldere hoogte.  [4]
  3. geringe hoogte, niet hoog of verheven zijn als eigenschap
    • Ik zie dat mijn mooie park, dat eens zo goed onderhouden was, als meest genoeglijke van de wereld, nu vervallen is tot schandelijke laagte. [5]
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord laagte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.