lafheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lafheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑfɦɛit/
Woordafbreking
  • laf·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van laf met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord lafheid lafheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

delafheidv

  1. de neiging keuzes te maken die van weinig moed getuigen
    • Zijn gedrag op het slagveld werd als lafheid betiteld. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lafheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.