laweit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  laweit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • la·weit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laweit laweiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetlaweito

  1. lawaai, herrie, rumoer
     Actievoerende politiemensen grijpen vrijdag 1 mei, de Dag van de Arbeid, aan om actie te voeren die gepaard gaat met veel 'laweit' (herrie). Dat hebben de politiebonden woensdag gemeld.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord laweit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
12 %van de Nederlanders;
33 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. laweit op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Weblink bron “Politie houdt 'dag van het laweit'” (29 apr. 2015), De Telegraaf
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.