lazerij

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lazerij    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • la·ze·rij
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van Lazarus met het achtervoegsel -ij [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lazerij lazerijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

delazerijv

  1. (pejoratief) het menselijk lichaam
  2. melaatsheid, lepra, leprozenhuis
Uitdrukkingen en gezegden
  • iemand op zijn lazerij komen geven
iemand een pak slaag geven, iemand straffen

Gangbaarheid

  • Het woord lazerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.