lefgozer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: lefgozer (hulp, bestand)
- IPA: /ˈlɛfxozər/
Woordafbreking
- lef·go·zer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lefgozer | lefgozers |
verkleinwoord | lefgozertje | lefgozertjes |
Zelfstandig naamwoord
de lefgozer v / m
- (Jiddisch-Hebreeuws) brutaal persoon, opschepper
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord lefgozer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lefgozer" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.