lekkerkoek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lekkerkoek    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɛkərˌkuk/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • lek·ker·koek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lekkerkoek lekkerkoeken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

delekkerkoekm

  1. (kookkunst) bepaald soort peperkoek, gemaakt van roggemeel, suiker en specerijen
     Hij riep de dikke waardin bij zich, klapte haar schertsend op de kloeke heup, bestelde een fles witte wijn met lekkerkoek, juichend dat hij heden afscheid nam van 't jonkmansleven.[3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'lekkerkoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. lekkerkoek op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron De gelukkige tijding in:
    Cyriel Buysse (eds. A. van Elslander en Anne Marie Musschoot)
    Verzameld werk. Deel 4 (1977), Manteau, Brussel, ISBN 9022304558, p. 345
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.