leute

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leute    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈløtə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • leu·te
Woordherkomst en -opbouw
  • precieze herkomst onzeker, gaat misschien terug op een Oergermaans woord *leut dat "voor de gek houden" zou betekenen [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord leute -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deleutev/m

  1. toestand waarin mensen samen veel plezier hebben
    • Maar dan wordt de aandacht van de ik-figuur gewekt door een scharrelend gerucht in een duistere hoek van de herberg. Daar zit ‘een oude, versleten boerenwerkman’ wat verlegen te monkelen. Terwijl de leute in de gelagzaal aanhoudt, wordt de verteller gefascineerd door die verweerde, oude man. [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • boerenleute
  • brouwersleute
  • leuteding
  • leutemakend
  • leutemaker

Gangbaarheid

  • Het woord leute staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
37 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

West-Vlaams

Zelfstandig naamwoord

leute

  1. pret
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.