lisp
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: lisp (hulp, bestand)
Woordafbreking
- lisp
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lispen |
lisp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lispen
- Ik lisp.
- gebiedende wijs van lispen
- Lisp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lispen
- Lisp je?
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /lɪsp/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
lisp | lisps |
Zelfstandig naamwoord
lisp
- slisgeluid
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to lisp |
he/she/it | lisps |
verleden tijd | lisped |
voltooid deelwoord |
lisped |
onvoltooid deelwoord |
lisping |
gebiedende wijs | lisp |
Werkwoord
lisp
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.