lispelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lispelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɪspələ(n)/
Woordafbreking
  • lis·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lispelen
lispelde
gelispeld
zwak -d volledig

Werkwoord

lispelen

  1. zacht en door verkeerd uitgesproken sisklanken moeilijk verstaanbaar spreken
    • "Nee hoor, dat mag ik niet van m'n moeder" lispelde ze. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lispelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

lispelen

  1. met een dikke tong spreken, lispelen
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.