luisteraar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  luisteraar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • luis·te·raar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luisteraar luisteraars
verkleinwoord luisteraartje luisteraartjes

Zelfstandig naamwoord

deluisteraarm

  1. Iemand die luistert.
    • Iemand die naar de radio luistert wordt luisteraar genoemd, iemand die naar de tv kijkt een kijker. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord luisteraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.