luns

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  luns    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlʏns/
Woordafbreking
  • luns
enkelvoud meervoud
naamwoord luns lunzen
verkleinwoord lunsje lunsjes

Zelfstandig naamwoord

delunsv/m

  1. (techniek) een metalen spie die vermijdt dat het wiel van de as kan afdraaien

Gangbaarheid

  • Het woord luns staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
15 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Galicisch

Zelfstandig naamwoord

luns m

  1. maandag


Dagen in het Galicisch
luns
maandag
martes
dinsdag
mércores
woensdag
xoves
donderdag
venres
vrijdag
sábado
zaterdag
domingo
zondag
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.