maarschalk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maarschalk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • maar·schalk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stalknecht, opperstalmeester’ voor het eerst aangetroffen in 1086 [1]
  • Van mare (paard, merrie) en schalk (knecht).
  • samenstelling van  mare  en  schalk  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord maarschalk maarschalken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demaarschalkm

  1. (militair) hoogste officier van het leger
    • De maarschalk gaf bevel. 
  2. (verouderd) paardenknecht
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • maarschalkschap, maarschalkstaf
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord maarschalk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.