madam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  madam    (hulp, bestand)
  • IPA: /maˈdɑm/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ma·dam
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mevrouw’ voor het eerst aangetroffen in 1566 [1]
  • van het Franse madame (ma [mijn] + dame) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord madam madammen
madams
verkleinwoord madammetje madammetjes

Zelfstandig naamwoord

demadamv [3]

  1. getrouwde vrouw
  2. (pejoratief) vrouw die men niet voor vol aanziet, een flapmadam
  3. bordeelhoudster
Hyponiemen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord madam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.