malchance

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  malchance    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mal·chan·ce
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord malchance malchances
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demalchancev

  1. pech
    • ‘C’était la malchance,’ hoorde ik hem zeggen tegen een ploegmaat die zich bezorgd over hem heen boog. Botte pech, niet meer dan een voetnootje in de sportgeschiedenis die volgde: het voetbalwereldkampioenschap van Les Bleus, Moscou. [1] 
    • Wat 'n malchance! jammeren zij. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord malchance staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
32 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. HP de Tijd 16/07 | 2018 door:Jeroen Wielaert HP/De Tour: On the road again
  2. (1980)–Cyriel Buysse In 't klompjesland
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.