medebewoonster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  medebewoonster    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • me·de·be·woon·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord medebewoonster medebewoonsters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demedebewoonsterv

  1. vrouw die in hetzelfde gebouw leeft
     Medebewoonster Zevorotkina, de vaste aanstichtster van allerhande eendrachtige ondernemingen voor alles en iedereen, rende de slapende huurders af en riep, kloppend op de deuren: Attentie, kameraden. Afscheid nemen. Monter en kwiek.[1]
     Een medebewoonster van Pauw zegt dat zij vorige week vrijdag door buren werd gebeld, dat haar buurvrouw dood was. Zij was boos dat zij daar niet door Pauws verzorgers over was ingelicht. Toen zij bij het appartement van Pauw verhaal kwam halen, zei een verzorgster: "Wij doen alles in stilte." In de dagen daarna werd allerlei apparatuur uit Pauws appartement weggehaald, zoals een tillift.[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord medebewoonster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
  2. Weblink bron “Meta Menten, weduwe van oorlogsmisdadiger Pieter Menten, overleden” (01-12-2016), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.