mediator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mediator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • me·di·a·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mediator mediatoren
mediators
verkleinwoord mediatortje mediatortjes

Zelfstandig naamwoord

demediatorm

  1. (beroep) iemand die medieert, een bemiddelaar
  2. (medisch) hulpmiddel
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord mediator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.