meelopen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meelopen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmelopə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mee·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meelopen
liep mee
meegelopen
klasse 7 volledig

Werkwoord

meelopen

  1. ergatief iemand vergezellen tijdens het lopen
    • Hij is met mij meegelopen naar het station. 
     Het was alsof er meerdere mensen in mijn hoofd meeliepen, iedere stem met een eigen motivatie: soms vanuit mijn ego, soms vanuit mijn verstand en soms vanuit pure angst.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord meelopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.