meepitten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meepitten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmepɪtə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mee·pit·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meepitten
pitte mee
meegepit
zwak -t volledig

Werkwoord

meepitten

  1. inergatief (informeel) tegelijk met anderen slapen
     Het laatste geboortekaartje dat ik ontving had de volgende tekst: ‘Hoera, Daphne is er. Gaaf hè?’ En op datzelfde kaartje stond dat niet alleen moeder en kind ’s middags rusten, maar dat vader elke dag ook een uurtje ging meepitten![1]
     Ik ga dadelijk lekker naar bed en hoop dat de kids een paar uur meepitten.[2]
     Als ik ze zo zie liggen, zou ik me er meteen naast leggen en meepitten.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord 'meepitten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Ambro Bakker
    “Allerheiligen” (1 november 2016) op dekenaat-amsterdam.nl
  2. Weblink bron
    Hanneke
    “reactie onder: Vanmiddag strippen en wat zijn er weer veel bevallen!” (19 september 2007) op oudersvannu.nl
  3. Weblink bron
    Fonzie
    “reactie om 08:11 uur onder: Een hondensiësta” (17 april 2008) op donnatella116.wordpress.com
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.