menigte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  menigte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • me·nig·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘grote hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1280 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord menigte menigten
menigtes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demenigtev

  1. een grote groep mensen dicht op elkaar
    • De menigte was op weg van het station naar het stadion. 
  2. een grote hoeveelheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord menigte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.