meniscus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meniscus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • me·nis·cus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘kraakbeenschijf in het kniegewricht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord meniscus meniscussen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demeniscusm

  1. (anatomie) een schijfje kraakbeen dat zich los tussen de benige uiteinden van sommige gewrichten bevindt
  2. (natuurkunde) (hol of bol) gebogen vloeistofoppervlak
  3. (optica) een lens met een holle en een bolle kant
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • meniscusblessure, meniscuskwetsuur, meniscuslens, meniscusoperatie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord meniscus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.