menist

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  menist    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • me·nist
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘doopsgezinde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1621 [1]
  • afgeleid van Menno Simonsz met het achtervoegsel -ist [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord menist menisten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demenistm

  1. (religie) mennoniet, doopsgezinde
stellend
onverbogen menist
verbogen meniste
partitief menists

Bijvoeglijk naamwoord

menist [3]

  1. doopsgezind
Afgeleide begrippen
  • menistenbruiloft, menistenleugen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord menist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
30 %van de Nederlanders;
21 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.