mesttor
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mesttor (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mest·tor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mest zn en tor zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mesttor | mesttorren |
verkleinwoord | mesttorretje | mesttorretjes |
Zelfstandig naamwoord
de mesttor v / m
- (kevers) Geotrupes stercorarius insect dat leeft van paarden- en koeienmest
Synoniemen
- paardentor, paardenmesttor, gewone mestkever
Verwante begrippen
Vertalingen
1. insect dat leeft van paarden- en koeienmest
|
Gangbaarheid
- Het woord 'mesttor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mesttor" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.