meubelzaak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meubelzaak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • meu·bel·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meubelzaak meubelzaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demeubelzaakv/m

  1. een winkel waar men meubels verkoopt
     In een meubelzaak aan de Rozengracht deed ik haar die middag de moderne uitschuiftafel cadeau waar ze al eerder haar oog op had laten vallen.[1]
     Des Bouvrie werd in 1942 geboren in Naarden, waar hij in de jaren 90 interieur-designcentrum en restaurant Het Arsenaal vestigde, in een monumentaal militair pand uit de 17e eeuw. Hij groeide op als enig kind van ouders die een meubelzaak hadden in Bussum. Na een opleiding aan de Rietveld Academie begon hij voor zichzelf als meubelmaker.[2]
Synoniemen
  • meubelwinkel

Gangbaarheid

  • Het woord meubelzaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014
  2. Weblink bron “Interieurontwerper Jan des Bouvrie (78) overleden” (04-10-2020), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.