middagdienst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  middagdienst    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mid·dag·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord middagdienst middagdiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demiddagdienstm

  1. (religie) kerkdienst die men in de middaguren viert
     Jaap had hetzelf in de middagdienst bijgewoond; hij was er van de bank voor opgerezen en op zijn teenen gaan staan toen hij uit-de-verte groomoe had herkend in het 'hekje', die Doortje ten doop hield; hij kon de witte 'sprei' zien, die aan haar armen was vastgespeld en haar schuine hoofd.[1]
     De paus houdt zijn jaarlijkse middagdienst en zegen op Eerste Kerstdag binnen in plaats van buiten op het balkon, om te voorkomen dat op het plein voor de kerk een grote mensenmassa samenkomt.[2]
  2. werkperiode tijdens de middaguren
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord middagdienst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294
  2. Weblink bron “Paus vervroegt nachtmis om avondklok” (Donderdag 10 december 2020, 21:33), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.