middagslaap

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  middagslaap    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mid·dag·slaap
enkelvoud meervoud
naamwoord middagslaap middagslapen
verkleinwoord middagslaapje middagslaapjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

demiddagslaapm

  1. een dutje in de middaguren; een kort slaapje in de periode tussen 12.00 uur 's-middags en 81.00 uur 's-avonds
     Ze vond altijd ergens een extra klusje of hield Lambert aan de praat, soms zelfs een hele middag. Catharina vond het stiekem een uitkomst. Zij stal in die tijd een middagslaapje, zolang Wander het toestond.[2]
     Erbrink overleed zaterdag in zijn middagslaap.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord middagslaap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Weblink bron
    Bert Janssen
    “Afscheidsgroet voor Hans Erbrink (80) uit Wierden: met zang naar crematorium” (5 jun. 2020), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.