misdadiger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mis·da·di·ger
Woordherkomst en -opbouw
- zn: afgeleid van misdadig bn met het achtervoegsel -er, mogelijk onder invloed van Duits zelfstandig gebruikt missetätiger bn [1] [2]
- bn: misdadig bn met de uitgang -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | misdadiger | misdadigers |
verkleinwoord | misdadigertje | misdadigertjes |
Zelfstandig naamwoord
de mísdadiger m
- (juridisch) iemand die daden pleegt die een ernstig vergrijp tegen de wet vertegenwoordigen.
Vertalingen
1. iemand die daden pleegt die een ernstig vergrijp tegen de wet vertegenwoordigen
|
Bijvoeglijk naamwoord
misdádiger
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van misdadig
Gangbaarheid
- Het woord misdadiger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "misdadiger" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ misdadiger op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.