mollusk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mollusk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mol·lusk
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weekdier’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • afgeleid van het Franse mollusque of daarvoor van het Latijnse 'molluscus' (zacht) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mollusk mollusken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demolluskm

  1. weekdier

Gangbaarheid

  • Het woord mollusk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
26 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.