weekdier
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: weekdier (hulp, bestand)
Woordafbreking
- week·dier
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van week bn en dier zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weekdier | weekdieren |
verkleinwoord | weekdiertje | weekdiertjes |
Zelfstandig naamwoord
het weekdier o
- (dierkunde) ongewerveld dier zonder innerlijk skelet, wetenschappelijke naam Mollusca
- Een weekdier bestaat voor het grootste deel uit water.
Hyponiemen
- zie de categorie: Weekdieren in het Nederlands
Afgeleide begrippen
- weekdierkunde
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord weekdier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weekdier" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ weekdier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.