moloch

Niet te verwarren met: Moloch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  moloch    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmolɔx/
Woordafbreking
  • mo·loch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘afgod waaraan alles opgeofferd moet worden’ voor het eerst aangetroffen in 1646 [1]
  • Herkomst: Hebreeuws (vernederlandste vorm), letterlijk: ontlening aan 'Moloch' [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord moloch molochs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demolochm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) grootheid waaraan alles ten offer moet worden gebracht

Gangbaarheid

  • Het woord moloch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
45 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.