mondjevol

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mondjevol    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mond·je·vol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mondjevol mondjevollen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetmondjevolo

  1. een heel klein beetje
Uitdrukkingen en gezegden
  • een mondjevol [naam van een taal]
slechts een heel beperkte kennis hebben van [naam van een taal]
  • “Parthenos”, bezweert meneer Konstantinos. De grond van Lesbos is superrijk, maar nog parthenos, ongerept. Verontwaardigd reageert hij op mijn vraag waarom Lesbos naar verhouding zo weinig archeologische monumenten heeft te bieden. Integendeel, Lesbos zit er vol mee, boordevol! Maar - hier kijkt meneer Konstantinos zuinig en kiest hij zijn woorden zorgvuldig, mede omdat hij maar een mondjevol Duits en nog minder Engels spreekt - het is allemaal de schuld van de Europese Unie! Die beloven van alles, maar wat geld geven voor opgravingen - ho maar. [2]
  • De bedrijven in het naburige kantoorpark vragen alleen hoger opgeleiden. Een automatiseringsdeskundige die alleen Arabisch en Engels spreekt, komt meteen aan bod maar een slecht geschoolde met een mondjevol Nederlands kan het vergeten. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord mondjevol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.