naaktheid

Nederlands

Uitspraak

Geluid: naaktheid (hulp, bestand)

Woordafbreking

naakt·heid

Woordherkomst en -opbouw

Afgeleid van naakt met het achtervoegsel -heid.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	naaktheid	naaktheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de naaktheid v

het naakt zijn

Vertalingen

1. het naakt zijn

Duits: Nacktheit ^(de) v
Engels: nudity ^(en)

Frans: nudité ^(fr) v
Spaans: desnudez ^(es) v

Gangbaarheid

Het woord naaktheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naaktheid" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.^[1]

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.