natuuropvatting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  natuuropvatting    (hulp, bestand)
  • IPA: /naˈtyrɔpfɑtɪŋ/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • na·tuur·op·vat·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord natuuropvatting natuuropvattingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

denatuuropvattingv

  1. manier waarop je aankijkt tegen het geheel van planten, dieren en hun leefomgeving voor zover die vanzelf ontwikkelt
     Hoe die kaalslag in zijn werk gaat, biechtte per ongeluk een boer op in het artikel over de Twentse idylle. Die boer, Erwin Evers, vindt het gebied in de loop der jaren alleen maar mooier geworden. „Opener”, zegt hij. „De percelen zijn groter geworden, houtwallen verdwenen en je kunt verder weg kijken.” Ziedaar zijn natuuropvatting: recht zo die gaat.[1]
     Twee jaar geleden schreef hij een mooie catalogusinleiding bij een tentoonstelling van schilderijen van Marian Plug. Op een even bevlogen als inzichtelijke wijze behandelde hij daarin haar landschappen, plaatste ze in de traditie van de romantische en symbolistische natuuropvatting, en verleende haar werk nog meer prestige door er hedendaagse grootheden als Kiefer en Armando bij te halen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'natuuropvatting' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Tommy Wieringa
    “Prediker 1:18” (27 juni 2020) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    Carel Blotkamp
    “Kritische oratie van Evert van Uitert” (11 september 1987) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.