natuurwonder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: natuurwonder (hulp, bestand)
- IPA: / naˈtyrwɔndər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- na·tuur·won·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van natuur zn en wonder zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | natuurwonder | natuurwonderen |
verkleinwoord | natuurwondertje | natuurwondertjes |
Zelfstandig naamwoord
het natuurwonder o
- bewonderenswaardig natuurverschijnsel
- ▸ De Duitsers lieten het natuurwonder achteloos links liggen.[2]
- ▸ De jongen groeide op, werd lang, krachtig en aantrekkelijk om te zien, zodat men hem, zeker gezien de omstandigheden waaronder hij was verwekt, als een rondwandelend natuurwonder beschouwde en er geen enkel bezwaar tegen had dat hij bevriend raakte met de zoon van een der welgestelde boeren in deze streek.[3]
Gangbaarheid
- Het woord natuurwonder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jessica Merkens“Op eigen houtje” (2023), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026360930
- ↑ Péter Nádas“Het boek der herinneringen” (1986), Athenaeum - Polak & Van Gennep , ISBN 9055154407
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.