netspel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  netspel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • net·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord netspel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetnetspelo

  1. (sport) het spelen bij het net tijdens een tennispartij
    • Bertens weet, ondanks het gemis van het glijden, veel ballen terug te krijgen. En met haar slice, dropshots en netspel kan ze nu schaken op gras. [1] 
    • Clijsters wil nieuwe accenten in haar tennis leggen. 'Ik heb extra gewerkt aan mijn netspel. Vroeger was ik wat bang van het net. Ik teerde op mijn basisslagen, maar tegen Justine Henin en Mauresmo leerde ik dat je belangrijke punten kunt maken aan het net.' [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord netspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.