neukpaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  neukpaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • neuk·paal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neukpaal neukpalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deneukpaalm

  1. (scheldwoord) de penis van een man
     Dan, hoogverrader, blijkt dat jij niet staan zal.
    Mijn slechtste deel, voortaan mijn meest gehate,
    Banale neukpaal, waar langs alle straten
    Een hoer haar jeukend kutwerk klaar op sjort
    [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'neukpaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
65 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    John Wilmot VERTALERS W. Hogendoorn
    “De onvolmaakte genieting” ((1993)), De tweede ronde jaargang 14
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.