nieuwelinge
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nieuwelinge (hulp, bestand)
Woordafbreking
- nieu·we·lin·ge
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van nieuweling met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nieuwelinge | nieuwelinges |
verkleinwoord | nieuwelingetje | nieuwelingetjes |
Zelfstandig naamwoord
de nieuwelinge v
- vrouwelijke beginner
- ▸ Neel Seelig had de moed niet er op af te dalen en de oudsten reden met hun jongens of lieten zich trekken; Anna en Marietje en Marijtje waren lange meiden al en Leentje was er en de nieuwelinge.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord nieuwelinge staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.