nimmer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nimmer (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnɪmər / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- nim·mer
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord via Middelnederlands nimmer van Oudnederlands niemer; in de betekenis van ‘bijwoord van tijd: nooit’ aangetroffen vanaf 1220 [1] [2]
Bijwoord
nimmer
- (formeel) op geen enkel moment
- Dat is nimmer het geval.
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
- (intensivering) nooit en te nimmer, nooit ofte nimmer
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord nimmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nimmer" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ nimmer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "nimmer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.