nova

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nova    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnova/
Woordafbreking
  • no·va
Woordherkomst en -opbouw
  • enk: verkorting van modern Latijn  stella zn   nova bn  "nieuwe ster", in de betekenis van ‘ster’ aangetroffen vanaf 1943 [1]
  • mv: van Latijn  nova bn  (onzijdig meervoud, zelfstandig gebruikt), novum met uitgang -a
enkelvoud meervoud
naamwoord nova nova's
novae
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

denovav

  1. (astronomie) verheldering van een ster in korte tijd (van Lat. stella nova; nieuwe ster)
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

denovamv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord novum, nieuwigheden
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord nova staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Esperanto

  enkelvoud meervoud
  nominatief     nova     novaj  
  accusatief     novan     novajn  

Bijvoeglijk naamwoord

nova

  1. nieuw
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.