noviciaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  noviciaat    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌnovisiˈjat/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • no·vi·ci·aat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘proeftijd’ voor het eerst aangetroffen in 1776 [1]
  • van Frans  noviciat zn  [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord noviciaat noviciaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetnoviciaato

  1. (religie) proeftijd voor nieuwe kloosterlingen, waarin ze al volgens de regels van de betreffende orde leven, maar nog de keus kunnen maken om niet toe treden
  2. (bouwkunde) gebouw waar toekomstige kloosterlingen tijdens hun proeftijd verblijven
  3. proefperiode voor nieuwe leden van een studentenvereniging

Gangbaarheid

  • Het woord noviciaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.