nucleair

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nucleair    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • nu·cle·air
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kern-’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • afgeleid van het Franse nucléaire, dat weer uit het Latijn nucleus komt, met het achtervoegsel -air [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen nucleairnucleairdernucleairst
verbogen nucleairenucleairderenucleairste
partitief nucleairsnucleairders-

Bijvoeglijk naamwoord

nucleair

  1. (natuurkunde) op de atoomkern en de daaraan gerelateerde technologie betrekking hebbend
    • De nucleaire veiligheid is door de gebeurtenissen in Japan opnieuw volop in de aandacht gekomen. 
    • Poetin beveelt leger om nucleaire wapens op scherp te zetten. [3] 
  2. betrekking hebbend op de kern (nucleus)
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nucleair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.