occlusie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  occlusie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • oc·clu·sie
enkelvoud meervoud
naamwoord occlusie occlusies
verkleinwoord occlusietje occlusietjes

Zelfstandig naamwoord

deocclusiev

  1. (medisch) afsluiting
  2. het op elkaar sluiten van tanden en kiezen in ruststand
  3. insluiting, bv. van een verontreiniging in een kristal, van een gas in een metaal, van de warme sector van een frontale depressie door een koufront (occlusiefront)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord occlusie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
53 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.