onheil

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onheil    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔnhɛil/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • on·heil
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van heil met het voorvoegsel on-
enkelvoud meervoud
naamwoord onheil onheilen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetonheilo

  1. grote tegenspoed
    • De jongen voelde dat er onheil in de lucht hing, en maakte zich uit de voeten. 
     Maar als ik onzeker was, bijvoorbeeld tijdens onweer of bij steile afdalingen, probeerde ik anderen op te zoeken om het onheil niet alleen tegemoet te hoeven treden.[1]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • plaats des onheils
    • gevaarlijke plaats
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onheil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.