onstuimig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onstuimig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·stui·mig
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wild’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
  • Naamwoord van handeling van stamelen met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onstuimigonstuimigeronstuimigst
verbogen onstuimigeonstuimigereonstuimigste
partitief onstuimigsonstuimigers-

Bijvoeglijk naamwoord

onstuimig

  1. moeilijk in toom te houden
    • Zijn onstuimig gedrag in de klas leidde tot veel nablijven. 
  2. van het weer: met veel wind en regen
    • Het weer in Twente en de Achterhoek kan de komende dagen onstuimig worden: er zijn stevige buien, harde windvlagen en broeierige temperaturen op komst. De temperaturen kunnen oplopen tot bijna 30 graden en er is zelfs kans op een lokale hagelbui. ,,Er kunnen overal stevige buien vallen.’’ [3] 
     Was hun koning, Willem de Veroveraar, niet tijdens een geweldige storm, dankzij de heilige Nicolaas, veilig van Normandië naar Engeland gevaren? Want Nicolaas was in staat de wind en de onstuimige kracht der golven te doen bedaren![4]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onstuimig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.